In 1996 vraagt verzoeker zowel in BEL (bij de RVP) als in NL (bij de Sociale Verzekeringsbank SVb) pensioen aan. De RVP beslist de periode 1982 t/m 1997 niet als een verzekeringsperiode te erkennen op grond van de door SVb verstrekte gegevens. De SVb beslist namelijk in 1998 dat de periode 1982 t/m 1997 als niet-verzekerde periode wordt aangemerkt wegens cumulatieve uitkeringen in die tijd (WAO en de arbeidsongevallenuitkering); naar NL recht wordt AOW dan uitgesloten.
Verzoeker stelt tegen de beslissing van de RVP een vordering tot nietigverklaring in maar deze wordt niet toegekend. De BEL rechter verwijst de zaak (conform artikel 86 Vo. 1408/71) naar NL. De SVb blijft erbij dat verzoeker in de genoemde periode niet verzekerd is geweest. Verzoeker voldoet niet aan de vereisten die in de AOW-wet zijn gesteld.
Verzoeker gaat in hoger beroep. Hij is van mening dat de periode van zijn arbeidsongeschiktheid wel als ‘tijdvak van verzekering’ in de zin van Vo. 1408/71 moet worden aangemerkt aangezien hij in die tijd sociale zekerheidsbijdragen heeft afgedragen. Hij vindt het onbillijk dat premie-afdragende grensarbeiders een dergelijk nadelig gevolg ondervinden. De NL aut zijn zich van dat nadeel wel bewust, want de wet is inmiddels in gunstige zin gewijzigd. Verzoeker kan daar alleen niet meer van profiteren.
De verwijzende Belgische rechter (Hof Antwerpen) legt het Hof de volgende vraag voor: "Wordt artikel 46 van de Verordening (EEG) 1408/71 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, geschonden wanneer bij de berekening van het pensioen van een migrerende werknemer een periode van arbeidsongeschiktheid waarin een arbeidsongeschiktheidsuitkering werd uitgekeerd en AOW-bijdragen werden betaald, niet wordt aangemerkt als een 'tijdvak van verzekering' in de zin van artikel 1, r) van diezelfde verordening".