Griekenland is technisch failliet
Dit is het totale bedrag dat Griekenland in een jaar verdient. Naast deze gigantische schuld geeft de Griekse overheid veel meer geld uit dan er aan (belasting) inkomsten binnenkomt; Griekenland heeft een begrotingstekort van bijna 11%. Bovendien ziet het er voorlopig niet naar uit dat de lege Griekse schatkist door economische groei op extra inkomsten kan rekenen. In tegendeel de Griekse economie groei niet meer. De Griekse economie zal dit jaar naar verwachting zelfs met 3,5 procent krimpen.
Door deze problemen is de internationale kredietwaardigheid van deze kleine EU-lidstaat, met een bbp van 220 miljard euro, ongeveer 2,6% van de economische waarde (bbp) van de Eurozone, op een zeer laag niveau beland. Dit niveau gaat richting de zogenoemde junkstatus ook wel rommelstatus genoemd. Daardoor komt de Griekse overheid in steeds grotere geldproblemen. Omdat de financiële positie van Griekenland desastreus is, willen internationale banken en andere financiers aan de Grieken alleen nog maar geld uitlenen als ze een extreem hoge rente krijgen. Maar door extra leningen en de torenhoge rente wordt de schuldenberg alleen maar hoger en raakt Griekenland nog dieper in de put. Op dit moment moet de Griekse regering al 35% van de inkomsten die de schatkist ontvangt, gebruiken voor rentebetalingen aan schuldeisers. Bij de andere Europese schuldenlanden, Spanje, Ierland en Portugal ligt dit percentage beneden de 5%.
Om een ‘faillissement’ van Griekenland te voorkomen zijn de Eurolanden en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) Griekenland vorig jaar mei te hulp geschoten met een noodlening van 110 miljard euro. Deze lening, tegen een ‘vriendelijke’ rente, werd verstrekt onder harde voorwaarden dat Griekenland zich houdt aan een fors bezuinigings- en (fiscaal)hervormingsplan dat door het IMF wordt gecontroleerd. Op basis van het Europese noodplan werd er direct 45 miljard euro in de Griekse schatkist gestort. De rest van het geld wordt in delen overgemaakt en pas nadat de Griekse regering heeft voldaan aan de afgesproken bezuinigingen en hervormingen. Sinds de start van de noodhulp is er al drie keer geld aan Griekenland overgemaakt voor een totaal bedrag van meer dan 30 miljard euro. Deze zomer zou er weer een tranche van de noodlening aan de Grieken worden uitgekeerd, maar veel Eurolanden maken bezwaar tegen deze uitkering omdat Griekenland nog niet heeft voldaan aan de vereiste bezuinigingen en hervormingen.
Griekenland kan de schuldenlast niet dragen
Binnen de Eurozone zijn de regeringen het niet eens over de wijze waarop de Griekse schuldencrisis het beste opgelost kan worden. Er zijn landen die Griekenland niet langer willen steunen. Andere landen willen dat andere belangrijke schuldeisers van Griekenland, zoals banken en pensioenfondsen mee moeten betalen aan de redding van de Grieken. Dat kan door de terugbetalingstermijn te verlengen, de rente te verlagen of een deel van de schuld kwijt te schelden. Bovendien staan in de meeste eurolanden de regeringen onder zware druk van de publieke opinie. De overheersende opvatting van de kiezers in deze landen is dat Griekenland zijn eigen boontjes moet doppen en dat er geen verdere financiële steun aan Griekenland moet worden gegeven. Veel kiezers zijn van mening dat Griekenland uit de eurozone moet worden gezet. Ze vinden dat de Griekse regering er zelf een financiële janboel van heeft gemaakt; de overheid leeft op veel te grote voet en heeft daardoor de afgelopen jaren een gigantische schuldenlast opgebouwd. Door met cijfers te manipuleren, heeft de Griekse regering de deplorabele financiële positie ook nog eens voor de andere eurolanden verborgen gehouden. Bovendien hoort Griekenland niet thuis in de eurozone. Door te frauderen is Griekenland er in geslaagd in 2001 aan de eisen voor de toetreding tot de euro te voldoen. Ook om die reden moet volgens een meerderheid van de burgers de Grieken uit de eurozone worden gegooid. Politieke partijen die deze opvatting van het volk vertolken stijgen overal in de kiezersgunst.
Eurolanden steken hun kop in het zand
De meerderheid van de regeringen van de eurolanden wil Griekenland blijven steunen onder voorwaarden dat de Griekse regering, onder strenge curatele van het IMF, de noodzakelijke bezuinigingen en hervormingen doorvoert. Zo moet Griekenland niet alleen een fors bezuinigingsprogramma uitvoeren, maar ook de inning van belastingen sterk verbeteren en op termijn voor ten minste 50 miljard aan staatsbezittingen zoals havens, vliegvelden, staatsbedrijven en overheidsgronden verkopen aan internationale investeerders. Met dat geld kan een deel van de Griekse schuld worden afgelost. Door regeringen waaronder het kabinet Rutte en nauwelijks verassend ook door bankiers wordt betoogd dat de Europese steun noodzakelijk is om te voorkomen dat er in Europa onder banken een nieuwe rampzalige financiële crisis zal uitbreken die tot grote schade voor de Europese economie zal leiden. Europese banken hebben bijna 140 miljard euro tegoed van de Griekse staat. De voorstanders van een verdere steun aan Griekenland gaan er van uit dat zonder deze noodhulp de Grieken hun bankschuld niet kunnen aflossen. Daardoor, zo stellen ze, zal een deel van deze banken omvallen, tenzij ze weer gered worden met financiële steun van hun regeringen. Critici van deze bewering wijzen er op dat de aanhangers van dit doemscenario vooral in het belanghebbende bankwezen te vinden zijn. Bovendien meent een deel van de eurolanden dat ze met de reddingsoperatie Griekenland onder curatele kunnen stellen en dwingen schoon schip te maken. Langs deze weg hopen ze hun steunbedrag terug te krijgen en tevens te voorkomen dat ander Europese schuldenlanden als Spanje en Portugal ook om kwijtschelding komen vragen.
Tegen beter weten in wordt Griekenland overeind gehouden
Het ziet er naar uit dat de eurolanden, onder zware druk van de Europese Centrale Bank en het Europese bankwezen, door gaan met het overeind houden van het ‘failliete’ Griekenland. Tegen beter weten in blijven ze tegenover hun burgers volhouden dat Griekenland zijn schulden zal afbetalen. Een toenemend aantal burgers laat zich niet langer voor de gek houden. Ook neemt overal de woede toe dat regeringen met hun steunoperatie vooral bezig zijn opnieuw banken te redden op kosten van de belastingbetalers. Deze banken hebben, gedreven door geldlust, onverantwoorde risico’s genomen en bijgedragen aan de economische wereldcrisis. Tijdens deze crisis zijn ze met geld van de belastingbetalers gered en dat is nu weer het geval. Regeringen moeten beseffen dat er onder de burgers geen draagvlak meer is voor een dergelijk redding. Al helemaal niet nu veel banken vrolijk doorgaan met het uitkeren van hoge salarissen, superbonussen en winsten aan hun aandeelhouders. Dat vinden ze nodig om geldbeluste zogenoemde ‘talentvolle’ bankiers aan te kunnen trekken. Met deze onzin komen ze gelukkig niet meer weg. In vergelijking met veel andere functies hoef je om het bankiersvak te kunnen uitoefenen niet bijzonder slim of een uitzonderlijk talent te zijn. Het geldt niet als een moeilijk vak. Bovendien trekken de banken door met de geldbuidel te rammelen vooral mensen aan die op veel geld uit zijn. Dat zijn nu juist de verkeerde bankiers die het bankwezen kan missen als kiespijn. Met deze types zullen ze er zeker niet in slagen om het geschonden vertrouwen bij de samenleving en klanten terug te winnen. Volgens Lord Turner, de voorzitter van de Britse toezichthouder (FSA) op de financiële sector, zijn veel activiteiten van banken maatschappelijk volkomen zinloos en is de winst van banken vooral te danken aan zaken die niets toevoegen: het ontwijken van belastingen, de verkoop van financiële producten die de klant berooid achterlaten, het uitbuiten van monopolieposities en het doen van nodeloos veel en dure transacties. En gaat het mis dan kloppen ze voor steun bij de overheid aan.
Banken moeten meebetalen aan de Europese schuldencrisis
De Europese schuldencrisis moet door de Eurolanden worden opgelost met harde, afdwingbare afspraken, over schuldsaneringen en een gezond financieel beleid met een adequaat Europees toezicht. Daarnaast moet voor dit beleid een voldoende draagvlak onder de burgers van de eurozone worden gecreëerd. Daarvoor is het nodig dat regeringen van de eurolanden, naast de aangekondigde bankenheffing, in ieder geval een gezamenlijk afspraak maken over een verplichte bijdrage van het Europese bankwezen aan de oplossing van de schuldencrisis. Zonder zo’n bijdrage zal het vertrouwen van de burgers in Europa verder afbrokkelen en zullen politieke partijen met een anti-opstelling tegen de Europese Unie als kool blijven groeien. Om te voorkomen dat banken met schulden aan risicolanden als Griekenland, Spanje, Portugal en Ierland straks gered moeten worden door de belastingbetalers besluiten de Eurolanden dat deze banken zolang zij deze schulden op hun balans hebben staan geen winstuitkeringen mogen doen aan hun aandeelhouders, geen bonussen mogen uitkeren en worden de salarissen voor de top en het subtopkader bevroren. Deze Europese maatregel zal er zeker toe leiden dat het bankwezen ‘vrijwillig’ zal gaan onderhandelen met hun schuldenaren over vormen van schuldsanering. Inmiddels zien we dat op de internationale financiële markten door banken en andere financiële instellingen al rekening wordt gehouden met een forse afstempeling – tussen 50%-70% - van de Griekse staatsschuld. Voor deze instellingen is er dus geen verrassing.
Griekenland moet aangemoedigd worden om de eurozone te verlaten
Op zich lijkt het er op dat de voorstanders van een verdere steun aan Griekenland sterke argumenten hebben. De kern van hun betoog is dat Europa door deze reddingsoperatie een nieuwe bankencrisis kan voorkomen en dat we op termijn ook nog eens ons uitgeleende geld kunnen terugkrijgen. Dit betoog heeft geen overtuigingskracht meer. Alle internationale rekensommen geven aan dat Griekenland al verdronken is in zijn schulden. Zo blijkt uit becijferingen van de internationaal gezaghebbende Amerikaanse obligatiebelegger Pimco dat de Griekse overheid de komende twintig jaar een begrotingsoverschot moet hebben van circa 8% om te voldoen aan de Europese eis dat de staatschuld moet worden teruggebracht tot 60% van het Griekse BBP. Dit is een onmogelijke opgave. Door de ingrijpende bezuinigingen en de nog steeds oplopende schuldenlast is de kans zeer groot dat de Griekse economie de komende jaren niet zal groeien maar krimpen en de werkloosheid stijgen. Ook staat nu al vast dat de inefficiënte Griekse overheid die bovendien zeer hoog scoort op de internationale corruptie-index er niet in zal slagen voldoende bezittingen te verkopen om de schuldenlast substantieel te verlichten en aan de criteria van de eurozone te voldoen. Binnen korte of langere tijd zal de Griekse regering er niet aan ontkomen om uiteindelijk zelf aan het IMF en de regeringen van de Eurozone te melden dat zelfs met nog meer bezuinigen, lagere lonen en verkopen van staatsbezit de schulden niet meer (op tijd) afgelost kunnen worden. De Griekse staat is failliet en het ligt dan ook voor de hand dat Griekenland zelf besluit de eurozone te verlaten. De eurolanden kunnen dit besluit bespoedigen door de Grieken nu al aan te bieden dat bij het verlaten van de eurozone de schuld zal worden geherstructureerd. Dit pakket kan bestaan uit een combinatie van een verlenging van de aflossingstermijnen, een lagere rente en kwijtschelding. Met nieuwe Europese regelgeving kan er voor gezorgd worden dat ook het Europese bankwezen daaraan een bijdrage gaat leveren. Door deze bijdrage gefaseerd te laten plaatsvinden hoeven er geen banken om te vallen en hoeft er geen vrees te zijn voor een nieuwe bankencrisis. Door de eurozone langs deze weg te verlaten, zal Griekenland beter in staat zijn om met een eigen munt aan zijn economisch herstel te werken. De eurozone is verlost van een onbetrouwbare brekebeen en voorkomt zo dat er een nieuwe financiële crisis in Europa ontstaat. Griekenland zou wel lid kunnen blijven van de Europese Unie (EU).Op dit moment telt de EU 27 lidstaten. Daarvan maken er 17 deel uit van de eurozone.
Willem Vermeend