Alle conflictregels met betrekking tot de toe te passen wetgeving voor zeelieden refereren op enigerlei wijze aan het vlagstaatcriterium, waarbij er telkens van uitgegaan wordt dat het zeeschip onder de vlag van een lidstaat vaart. Regels voor zeeschepen die varen onder de vlag van derde staten komen in de verordening niet voor.
De SVB gaat er op grond van het arrest van het HvJ EG in de zaak Aldewereld echter van uit dat de Nederlandse wetgeving dient te worden toegepast, indien de werkgever van een zeevarende in Nederland is gevestigd, de zeevarende in de EU, de EER of Zwitserland woont en beschikt over een EU-nationaliteit en het schip vaart onder de vlag van een derde staat. Vaart het schip onder de vlag van een land waarmee Nederland een verdrag inzake sociale zekerheid heeft gesloten en verklaart dit verdrag de wetgeving van de vlagstaat van toepassing, dan wordt de Nederlandse wetgeving niet van toepassing geacht.
Als zeevarenden worden beschouwd de aan boord meevarende bemanningsleden van zeevaartuigen die op de zeeschepen hun beroepswerkzaamheden uitoefenen. In de regel gaat het hierbij dus om de ‘ambulante’ zeelieden die werkzaam zijn in de koophandel en de zeevisserij.
Naar aanleiding van de uitspraak van de CRvB van 17 april 2002 merkt de SVB een baggerschip aan als zeeschip indien het is ingeschreven in het zeeschepenregister als bedoeld in artikel 8:193 BW, dan wel in een met het bedoelde zeeschepenregister vergelijkbaar buitenlands register. Op de werknemers die op deze baggerschepen werkzaam zijn, is derhalve ingevolge artikel 13, lid 2, onder c van Vo. 1408/71 de socialeverzekeringswetgeving van toepassing van de lidstaat waarvan het schip de vlag voert.
Voor de loodsen - dit zijn de stuurlieden die in havens en kustgebieden zeeschepen binnenloodsen en in de regel niet varen en werkzaam zijn op volle zee - is in Vo. 1408/71 een aparte conflictregel gecreëerd (artikel 14 ter, derde lid).