Daarnaast is onderzocht of spaarders hun spaargeld spreiden over meerdere banken, welk deel van hun spaargeld ze vastzetten en in welke mate ze gedurende de crisis spaargeld hebben verplaatst naar een andere bank (zie Figuur 2). De meeste respondenten doen niet aan het spreiden van spaargeld. Figuur 2 laat zien dat ruim een kwart van de spaarders spaargeld heeft vastgezet. Hierbij gaat het meestal om minder dan de helft van het spaargeld. Tot slot blijkt dat 27% van de spaarders tijdens de crisis spaargeld heeft verplaatst naar een andere bank. In de meeste gevallen ging het hierbij om meer dan de helft van het spaargeld.
Crisiservaringen blijken van invloed te zijn op spaargedrag. Spaarders die hebben ervaren dat hun bank failliet is gegaan of overheidssteun heeft ontvangen, worden voorzichtig. Zo winnen zij relatief veel informatie in over banken en spaarproducten. Ook zijn zij meer geneigd hun spaargeld te spreiden over meerdere banken. Tot slot vergroten negatieve crisiservaringen de kans dat spaargeld wordt verplaatst en de mate waarin dit gebeurt.
Een andere factor die spaargedrag beïnvloedt is de kennis die spaarders hebben over toezicht op banken. Spaarders met goede kennis weten bijvoorbeeld dat toezichthouders niet altijd kunnen voorkomen dat banken failliet gaan. Spaarders met relatief goede kennis over toezicht hebben realistischere verwachtingen ten aanzien van DNB en AFM. Verwachtingen zijn realistisch als ze in lijn zijn met de huidige gang van zaken of wat deze in de toekomst zou kunnen zijn. Zo is het realistisch te verwachten dat toezichthouders informatie over bankspecifieke problemen niet prijsgeven om te voorkomen dat mensen hun spaargeld massaal gaan weghalen. Spaarders met realistischere verwachtingen winnen relatief veel informatie in over spaarproducten en banken. Ook zijn zij sterker geneigd spaargeld te spreiden en minder sterk geneigd spaargeld vast te zetten. Kortom, realistische verwachtingen ten aanzien van toezichthouders leiden tot meer aandacht voor spaarbeslissingen en voorzichtiger spaargedrag. Toezichthouders doen er daarom goed aan om te proberen het kennisniveau van spaarders ten aanzien van toezicht te verbeteren.