- de periode van 1 november 1972 tot en met 31 oktober 1973 en;
- de periode van 1 oktober 1976 tot en met 30 september 1977.
- de periode van 1 oktober 1976 tot en met 30 september 1977.
De rechtbank constateert dat niet in geschil is dat eiseres gedurende de perioden in geding van het Duitse verzekeringsorgaan Kindererziehungszeiten toegekend heeft gekregen. Op grond van het voorgaande is eiseres gedurende deze periode als verzekerd voor de ouderdomsverzekering in Duitsland aangemerkt.
Gelet op artikel 3, vierde lid, van de AOW – zoals dit artikellid luidde in de perioden in geding – is eiseres over deze perioden verzekerd ingevolge de AOW. Naar het oordeel van de rechtbank kan aan deze verzekering niet afdoen het bepaalde in artikel 13, tweede lid, onder a, van de Verordening 1408/71, aangezien eiseres in de perioden in geding niet werkzaam was op het grondgebied van Duitsland. Voor een analoge toepassing van dit artikel, zoals de gemachtigde van verweerder ter zitting heeft betoogd, in een geval dat een betrokkene van het Duitse verzekeringsorgaan Kindererziehungszeiten toegekend heeft gekregen, ziet de rechtbank geen aanleiding.
Evenmin kan het bepaalde in Bijlage VI, onderdeel R (Nederland), onder 2b of 2h, van de Verordening 1408/71 aan deze verzekering afdoen, reeds omdat die bepalingen niet van toepassing zijn omdat eiseres nu juist wel verzekerd was ingevolge de AOW.
Gelet op het voorgaande is het beroep van eiseres gegrond en zal het bestreden besluit, voor zover daarin het bezwaar van eiseres ongegrond is verklaard tegen de vaststelling dat zij niet als verzekerde ingevolge de AOW dient te worden aangemerkt over de periode van 1 november 1972 tot en met 31 oktober 1973 en van 1 oktober 1976 tot en met 30 september 1977, worden vernietigd wegens strijd met de wet.
Het vorenstaande brengt met zich dat verweerder nog slechts kan beslissen dat eiseres als verzekerde ingevolge de AOW dient te worden aangemerkt over genoemde perioden. De rechtbank zal om die reden, met toepassing van art. 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, zelf in de zaak voorzien en bepalen dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het door de rechtbank vernietigde gedeelte van het bestreden besluit.