Allereerst aandacht voor de vaste inrichting voor de vennootschapsbelasting. Een buitenlandse onderneming is in Nederland niet belastingplichtig ter zake van haar activiteiten tenzij zij een vaste inrichting in Nederland zou hebben. In de wet op de vennootschapsbelasting is geen definitie opgenomen van het begrip ‘vaste inrichting’. Het begrip ‘vaste inrichting’ is wel gedefinieerd in het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001, in de Nederlandse belastingverdragen en in de Belastingregeling van het Koninkrijk. Uit de jurisprudentie kan worden afgeleid dat bij de uitleg van het begrip ‘vaste inrichting’ betekenis toekomt aan die definities, maar het is niet duidelijk welke definitie voor de vennootschapsbelasting doorslaggevend is. Er is volgens de jurisprudentie sprake van een vaste inrichting indien:
- er sprake is van een fysieke constructie;
- die voor het daarin uitgeoefende bedrijf is ingericht; en
- die de belastingplichtige duurzaam ter beschikking staat.
Verder geeft de Notitie aan: ‘Nederland is geen voorstander van bepalingen die het vasteinrichtingenbegrip uitbreiden: belastingplichtigen moeten niet te snel opgezadeld worden met de administratieve lasten in de andere verdragsstaat.’
Ook in NvT, besluit van 21 december 2000, Stb. 2000, 642, p. 31 en 32. valt te lezen dat Nederland bij de definitie van het begrip vaste inrichting in het BvdB beoogd aansluiting te zoeken bij de opvattingen over dit begrip, zoals die in het OESO-modelverdrag en het commentaar daarop hun neerslag hebben gekregen. Dit is in lijn met de heersende jurisprudentie; in oudere jurisprudentie maakte de rechter vaak niet eens duidelijk of hij over de nationale heffingsbepaling dan wel over de verdragstoewijzing sprak. Nederland is daarom van oordeel dat de internationale interpretatie van het begrip vaste inrichting van belang is voor haar nationale wetgeving. De belastingverdragen bepalen dat indien er sprake is van voorbereidende en/of hulpwerkzaamheden, er geen sprake is van een vaste inrichting. Het ligt om die reden voor de hand dat er voor toepassing van de vennootschapsbelasting geen sprake is van een vaste inrichting als er in Nederland slechts ondersteunende en/of hulpwerkzaamheden worden verricht.
Vaste inrichting voor de BTW
Het begrip ‘vaste inrichting’ wordt noch in de Wet Omzetbelasting 1968 noch in de ‘EG-Richtlijn betreffende belasting over de toegevoegde waarde’ (hierna: ‘de BTW-EU-Richtlijn’) gedefinieerd. Nadere invulling van het begrip wordt gevonden in de jurisprudentie. Als basisarrest voor de invulling van het begrip ‘vaste inrichting’ voor de BTW kan het arrest van het HvJ EG 4 juli 1985, zaak 168/84, Günter Berkholz gelden. Uit dit arrest zijn de kernkenmerken van een vaste inrichting voor de BTW af te leiden. Uit dit arrest is op te maken dat, wil er sprake zijn van een vaste inrichting voor de BTW, de inrichting een voldoende mate van duurzaamheid en een – wat personeel en technisch materieel betreft – geschikte structuur moet bezitten om een zelfstandige verrichting van de betrokken diensten mogelijk te maken. Bij de invulling van deze laatste eis is de prestatie die wordt verricht belangrijk. Het begrip ‘vaste inrichting’ in de BTW is vooral een materieel begrip.
Vaste inrichting voor de loonbelasting
Voor de loonbelasting geldt eigenlijk hetzelfde: de wet geeft geen exacte invulling aan het begrip. Bij de loonbelasting kennen we evenwel ook nog de fictieve vaste inrichting van artikel 6 lid 3: als vaste inrichting wordt ook verrichting van werkzaamheden aangemerkt, gericht op het verlenen van tussenkomst voor degenen die tegen beloning persoonlijke arbeid in Nederland verrichten en een derde voor wie de arbeid wordt verricht. Daarnaast kan een buitenlandse werkgever die Nederlandse werknemers in dienst heeft van wie het loon in Nederland belast is en die geen vaste inrichting of vertegenwoordiger in Nederland heeft, zich aanmelden als inhoudingsplichtige bij de Belastingdienst. Verricht een buitenlandse onderneming niet geïncorporeerde activiteiten in Nederland, dan hangt het van de feiten af of er sprake is van een vaste inrichting. Deels zal men hier invloed op uit kunnen oefenen. Een vaste inrichting in Nederland is aanwezig als men aan de criteria voldoet.
Vaste vertegenwoordiger
Ten slotte kan ook nog invulling aan de vaste inrichting gegeven worden, doordat er in Nederland sprake is van een vaste vertegenwoordiger. Een vaste inrichting kan ook een vaste vertegenwoordiger zijn. Dit ziet men vaak als een buitenlands bedrijf in Nederland een of enige verkopers in dienst heeft. Ook in het geval van een vaste vertegenwoordiger bestaat er, gelijk bij een vaste inrichting, belastingplicht in Nederland. Evenmin als voor de vaste inrichting is er in de wet een algemene definitie voor vaste vertegenwoordiger opgenomen. Over het algemeen wordt er onder een vaste vertegenwoordiger een persoon verstaan die:
- een machtiging heeft om binnen de daarvoor gestelde richtlijnen op naam en voor rekening van de onderneming (het buitenlandse lichaam) overeenkomsten af te sluiten en die hier ook regelmatig gebruik van maakt;
- niet uitsluitend goederen afgeeft of inkoopt;
- zijn werkzaamheden niet verricht als onafhankelijk vertegenwoordiger in de uitoefening van zijn eigen onderneming.