Het betrekt het arrest in de zaak Ziolkowski (C-424/10). De zaak gaat over Poolse burgers (waaronder Ziolkowski) die al geruime tijd in Duitsland verbleven. Ziolkowski verbleef sinds september 1989 in Duitsland. In 2005, dus na de toetreding van Polen tot de Europese Unie, vroeg zij de Duitse autoriteiten om een verklaring waarin haar duurzame verblijfsrecht als EU-burger in Duitsland werd bevestigd (hoofdstuk IV van richtlijn 2004/38). Dit werd geweigerd, omdat zij niet in haar levensonderhoud kon voorzien. Derhalve voldeed zij niet aan de voorwaarden voor verblijf in de richtlijn (artikel 7).
De richtlijn vereist in artikel 16 dat een EU-burger ter verwerving van het duurzame verblijfsrecht legaal op het grondgebied van een lidstaat moet hebben verbleven. Het Hof legt deze bepaling zo uit dat voldaan moet zijn aan de verblijfvoorwaarden in de richtlijn, los van het feit dat zij van Duitsland een nationale verblijfstitel heeft gekregen.
Wel is het zo dat ook perioden van verblijf vóór de toetreding van de lidstaat van herkomst tot de EU worden meegeteld om het duurzame verblijfsrecht te verkrijgen. Een EU-burger kan het duurzame verblijfsrecht krijgen als hij minstens vijf jaar onderbroken legaal in een andere lidstaat heeft verbleven en hij voldoet aan de verblijfsvoorwaarden in de richtlijn.