Belanghebbende heeft in haar aangiften inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2003 en 2004 om vrijstelling van premie volksverzekeringen ingevolge artikel 4, onder a, van de Uitvoeringsregeling premieheffing volksverzekeringen 2002 (hierna: de vrijstelling) verzocht. De Inspecteur heeft de vrijstelling niet verleend en definitieve aanslagen opgelegd. Belanghebbende heeft tegen beide aanslagen bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft de aanslagen gehandhaafd bij uitspraken op bezwaar.
Belanghebbende heeft bij Rechtbank 's-Gravenhage tegen beide uitspraken op bezwaar beroep ingesteld. Rechtbank 's-Gravenhage heeft de beroepen ongegrond verklaard. Hof 's-Gravenhage heeft de hoger beroepen gegrond verklaard, de uitspraken van de Rechtbank en de uitspraken op bezwaar vernietigd, en de aanslagen verminderd.
In cassatie klaagt de Staatssecretaris er over dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat voor de heffing van premie volksverzekeringen de vrijstelling van toepassing is en de uitkering van het overlevingspensioen daarom niet tot het premie-inkomen behoort.
A-G Van Ballegooijen overweegt dat belanghebbende onder de werkingssfeer van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van 14 juni 1971 (hierna: de Verordening) valt. Voor belanghebbende geldt dan het exclusiviteitsbeginsel, wat betekent dat belanghebbende op enig moment slechts aan de socialezekerheidswetgeving van één Lid-Staat onderworpen kan zijn. Dat op haar geen aanwijsregel als vervat in Titel II van de Verordening van toepassing is, doet daar niet aan af.
De A-G overweegt voorts dat deze onderworpenheid, evenals de begrippen 'premie' en 'bijdrage', naar communautair recht moeten worden uitgelegd. De heffing van de solidariteitsbijdrage betekent dat belanghebbende onderworpen is aan de Belgische wetgeving. Omdat belanghebbende in Nederland verzekerd is voor de volksverzekeringen en om die reden premie is verschuldigd, is belanghebbende eveneens aan de Nederlandse wetgeving onderworpen. Toepassing van het exclusiviteitsbeginsel leidt er toe dat hetzij België, hetzij Nederland moet wijken. Nu belanghebbende nimmer in België heeft gewerkt en woonachtig is in Nederland, is Nederland gezien het arrest Aldewereld van het HvJ EG exclusief bevoegd.
België heft dus ten onrechte de solidariteitsbijdrage, en moet wijken. De RVP moet de afgehouden solidariteitsbijdrage aan belanghebbende retourneren. De vrijstelling is niet geschreven voor een situatie waarin het exclusiviteitsbeginsel geldt. Aan toepassing van de vrijstelling wordt dus niet toegekomen. De conclusie strekt tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie.