BPM wordt geheven wanneer een auto in Nederland geregistreerd wordt. BPM wordt ook geheven over auto’s die in het buitenland geregistreerd zijn wanneer deze feitelijk in Nederland gebruikt worden. Deze gevoegde zaken betreffen de belastingplichtigen Van Putten, Mook en Frank. Zij wonen in Nederland maar hebben een buitenlands voertuig geleend van familie of vrienden en in Nederland gebruikt.
Bij een verkeerscontrole bleek dat belastingplichtigen geen BPM hadden betaald over de geleende voertuigen. De belastingdienst legde een BPM-aanslag op. De belastingdienst heeft daarbij dezelfde belasting geheven als die verschuldigd zou zijn, wanneer een auto in Nederland geregistreerd zou worden. De belastingdienst hield geen rekening de duur van het gebruik van het voertuig in Nederland.
Het EU-Hof beoordeelt deze zaken onder het vrij verkeer van kapitaal. Het EU-Hof stelt dat gekeken moet worden of de buitenlandse voertuigen bestemd zijn om duurzaam in Nederland gebruikt te worden. Als dat zo is, bestaat er geen daadwerkelijk verschil met Nederlandse voertuigen en mag aldus dezelfde belasting geheven worden. In voorliggende gevallen waren de voertuigen echter niet bestemd om duurzaam op het Nederlandse wegennet te worden gebruikt, noch was daar feitelijk sprake van. De belastingdienst had dus rekening moeten houden met de duur van het gebruik van de buitenlandse voertuigen.
Deze uitspraak heeft geen directe gevolgen voor het wettelijke BPM-kader in Nederland. Naar aanleiding van een eerdere beschikking van 27 juni 2006 van het EU-Hof in de zaak C-242/05, Van de Coevering wordt vanaf 1 februari 2007 reeds in gevallen van niet-geregistreerde buitenlandse voertuigen rekening gehouden met gebruiksduur.