Minister Kamp spreekt van “een historisch besluit, dat de houdbaarheid van de AOW verbetert. Daardoor kunnen gepensioneerden van de toekomst, net als gepensioneerden van nu, blijven rekenen op AOW.” Minister Kamp noemt de verhoging onvermijdelijk, gezien de groei van het aantal gepensioneerden en het feit dat Nederlanders gemiddeld steeds langer leven. Met de sociale partners was daarom eerder al afgesproken de pensioenleeftijd te verhogen; in 2020 zou de AOW-leeftijd in één keer naar 66 jaar gaan. De verslechterde overheidsfinanciën maakten het noodzakelijk die verhoging versneld in te voeren. In het begrotingsakkoord 2013 besloten kabinet en de Tweede Kamerfracties van VVD, CDA, D66, GroenLinks en ChristenUnie die versnelde verhoging geleidelijk in te voeren.
In 2013 krijgen Nederlanders een maand later recht op AOW, in 2014 weer een maand later en in 2015 nog eens een maand later. In 2016, 2017 en 2018 stijgt de AOW-leeftijd jaarlijks verder met twee maanden; daarna met drie maanden. In 2023 is de pensioengerechtigde leeftijd dan 67 jaar. Vanaf 2024 zal de AOW-leeftijd op gezette tijden worden aangepast aan de toekomstige ontwikkeling van de levensverwachting. De verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd draagt bij aan het verbeteren van de overheidsfinanciën, het verhogen van de arbeidsparticipatie van ouderen en een betere betaalbaarheid van pensioenen.
Bij de invoering van de AOW, in 1957, was al voorzien dat “de voortgaande vergrijzing” in de toekomst zou kunnen leiden tot een verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd. Een mogelijkheid die volgens minister Ko Suurhoff van Sociale Zaken goed aansloot bij “de toeneming van de gemiddelde leeftijd en een verbeterende lichamelijke conditie der bejaarden.” Met de wetswijziging van zijn opvolger Henk Kamp is het er 55 jaar later van gekomen.