De rechtbank verwerpt haar vordering omdat er geen sprake is van begunstiging of benadeling van de ene persoon boven de andere, maar dat het gaat om twee uitkeringen voor één en dezelfde persoon. Verzoekster gaat in hoger beroep bij het Arbeidshof Antwerpen.
De verwijzende Belgische rechter (Arbeidshof Antwerpen) stelt het Hof de volgende vragen:
1. Is verenigbaar met het gemeenschapsrecht, meer bepaald met artikel 46bis van de Vo. (EEG) 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, artikel 52, par. 1 van het KB van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, op basis waarvan een overlevingspensioen wordt verminderd ten gevolge van de verhoging van het op basis van de Wet van 31 mei 1956 inzake een algemene ouderdomsverzekering genoten ouderdomspensioen, naar aanleiding van de implementatie van de geljke behandeling van mannen en vrouwen bij wet van 28 maart 1985;
2. Is verenigbaar met het gemeenschapsrecht, meer bepaald met de artikelen 10 en 39 tot en met 42 van het Verdrag van 25 maart 1957 tot oprichting van de Europese Gemeenschap artikel 52, par. 1 van het KB van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, indien die bepaling op een dergelijke wijze wordt uitgelegd dat een op basis van de Wet van 31 mei 1956 inzake een algemene ouderdomsverzekering genoten ouderdomspensioen dient te worden begrepen onder de in die bepaling bedoelde rustpensioenen of voordelen die als dusdanig gelden, en in geval van onverenigbaarheid, dient artikel 52, par. 1 van het KB van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers dan buiten toepassing te worden gelaten?