De rechtbank is van oordeel dat van eiser niet behoefde te worden verlangd dat hij de onder punt 1.3 bedoelde aanvullende toelichting en - voor zover van belang - het onder punt 1.4 bedoelde bericht bij het doen van aangifte tot zich zou nemen. De omstandigheid dat eiser niet bekend was met de onderhavige verwerkingswijze van verweerder, kan hem naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet worden aangerekend. Het gevolg van deze verwerkingswijze – het toepassen van een onjuiste methode ter voorkoming van dubbele belastingheffing - dient naar het oordeel van de rechtbank voor rekening en risico van verweerder te komen. Dit geldt naar het oordeel van de rechtbank temeer nu uit de door verweerder bij de onder punt 1.3 bedoelde aanvullende toelichting en het onder punt 1.4 bedoelde bericht gegeven waarschuwing volgt dat verweerder zich er kennelijk van bewust was dat zijn verwerkingswijze tot dit gevolg kon leiden. Hij diende naar het oordeel van de rechtbank daarom juist alert te zijn bij het vaststellen van aanslagen waarbij werd beoogd om overeenkomstig de aangifte aftrek ter voorkoming van dubbele belastingheffing te verlenen. Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verweerders verwerkingswijze in het gros van de gevallen als het onderhavige geval, waarin naast het buitenlands inkomen uit dienstbetrekking en de landcode (GBR) ook de buitenlandse belasting wordt ingevuld, leidt tot het hanteren van een onjuiste methode ter voorkoming van dubbele belastingheffing, aangezien de evenredigheidsmethode in deze gevallen – naar verweerder ter zitting desgevraagd heeft verklaard – het minst vaak van toepassing is.
De rechtbank heeft bij haar oordeel verder in aanmerking genomen dat aan verweerder kan worden toegegeven dat bij het vaststellen van een voorlopige aanslag geen diepgaand onderzoek is vereist. Echter, bij het vaststellen van een voorlopige aanslag naar aanleiding van een ingediende aangifte – zoals in het onderhavige geval – moet naar het oordeel van de rechtbank van verweerder een zodanige zorgvuldigheid worden vereist dat hij er in ieder geval voor dient zorg te dragen dat deze voorlopige aanslag overeenkomt met de ingediende aangifte voor zover deze juist is.