"Bij een onderzoek van het offshore-windturbinepark voor de kust van Egmond-aan-Zee in Nederland, bleek dat er zich na twee jaar onder meer op de steunpijlers en basisblokken van de turbines nieuwe kolonies van diverse diersoorten, zoals mosselen en krabben, gevestigd hebben," merken de onderzoekers op. "Ook het visbestand rond de windturbines bleek opvallend variant te zijn, waarbij onder meer de aanwezigheid van kabeljauw opvalt. Ook bepaalde dolfijnsoorten blijken de voorkeur te geven aan de de omgeving van turbineparken."
De onderzoekers voegen er aan toe dat de impact op het vogelbestand miniem is. Een aantal soorten, zoals de Jan-van-Gent, vermijden het gebied, maar onder meer meeuwen lijken zich niet de laten afschrikken door de aanwezigheid van de turbinebladen. Ook aalscholvers werden er in grotere groepen geteld. "Er zijn ook geen aanwijzingen dat de vogels in grote getale tegen de windturbines te pletter vliegen," merkt Lindeboom nog op. Er wordt wel aan toegevoegd dat het windturbinepark in een gebied ligt zonder grote vogelroutes.
Volgens Lindeboom zou onder meer de afwezigheid van andere menselijke activiteiten, zoals commerciële visvangst, een mogelijke reden zijn voor de positieve resultaten. "In de drukke Nederlandse kustwateren lijkt het windturbinepark een relatieve oase van rust te vormen," merken de onderzoekers op. "In een omgeving van intense visvangst en scheepvaart, vervuiling en de winning van zand en olie, kunnen turbineparken bijdragen tot een grotere biodiversiteit en zelfs een hulpmiddel vormen tot natuurherstel."
Er wordt wel opgemerkt dat de specifieke locatie van de windturbineparken een belangrijke rol kan spelen op de impact. Het onderzoek werd gefinancierd door NoordzeeWind, een joint-venture van Nuon en Shell Wind Energy.