In 2009 gaat zij gescheiden van haar partner wonen, ze verhuist naar een vrouwenhuis. Zij ontvangt dan sociale ondersteuning. In 2011 is het huwelijk rechtsgeldig ontbonden. De autoriteiten wijzen haar er vervolgens op dat zij (en daarmee haar kinderen) alleen een (permanente) verblijfsstatus kan krijgen als zij na één jaar inkomensondersteuning te hebben ontvangen in staat is in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Maar verzoekster dient dan een aanvraag voor een verblijfsvergunning in op basis van artikel 7 van het besluit 1/80 van de Associatieraad. De autoriteiten wijzen deze aanvraag af: de regel zou enkel op Turkse familieleden van toepassing zijn en daarnaast was haar Turkse echtgenoot tijdens de jaren dat hij met haar samenwoonde slechts voor korte periodes tewerkgesteld, zodat de vraag is of die periodes van verrichte arbeid dan gerekend kunnen worden tot de ‘legale arbeidsmarkt’.
De verwijzende Duitse-rechter stelt het Hof de volgende vraag:
“Kan een Thaise staatsburger, die met een tot de legale arbeidsmarkt van een lidstaat behorende Turkse werknemer gehuwd was en na te zijn gemachtigd zich bij hem te voegen meer dan drie jaar ononderbroken met hem heeft samengewoond, zich beroepen op de rechten die voortvloeien uit artikel 7, eerste alinea, eerste streepje, van besluit nr 1/80 van de Associatieraad EEG-Turkije zodat zij, gelet op de rechtstreekse werking van die bepaling, een verblijfsrecht heeft?”