Twee complete offshore windturbines kan het installatieschip van het in Schiedam gevestigde Huisman Equipment tegelijkertijd vervoeren naar een gewenste locatie op zee. Maar hoe krijg je de immense constructies op de reeds geïnstalleerde funderingen aangebracht, terwijl het schip bij golfhoogtes van enkele meters heen en weer slingert?
Een van de meest gebruikelijke oplossingen is, dat er op de plaats van bestemming vier poten uit het schip naar beneden tot op de zeebodem zakken, die vervolgens het ‘jack-up vaartuig’ boven het wateroppervlak verheffen. De Wind Turbine Shuttle van Huisman maakt echter gebruik van een elegantere oplossing, door bij de kranen met behulp van een dynamisch positioneringsysteem de beweging van de golven te compenseren. Op deze manier bevinden de te monteren windturbines zich continu op een vaste plek ten opzichte van de funderingen en kan de installatie eenvoudig gebeuren. ‘Deze Wind Turbine Shuttle is nog in ontwikkeling’, vertelt Maarten van de Waal, concepts engineer van Huisman, terwijl hij met een schaalmodel de werking van het vaartuig demonstreert. ‘Het vaartuig zal in staat zijn om twee windturbines van elk maximaal duizend ton verticaal te vervoeren. Dankzij deze aanpak is de offshore installatietijd tot een minimum beperkt.’
Huisman was een van de 480 exposanten op de Offshore 2011 windenergiebeurs, afgelopen week in de RAI te Amsterdam. Tijdens de conferentie, die parallel aan de beurs plaats vond, bogen verschillende deskundigen zich over diverse hete hangijzers, waaronder de kwestie of offshore windturbines beter een zogenaamd direct drive aandrijfsysteem kunnen hebben, of dat een ouderwetse, maar kwetsbare tandwielkast meer kans op succes biedt.
‘Er zijn verschillende redenen om een direct drive systeem toe te passen’, vertelde Henrik Stiesdal van Siemens Wind Power, Denemarken, het bedrijf dat op de beurs haar nieuwste 6 MW direct drive windturbine presenteerde. ‘Een belangrijke reden is dat de kosten dankzij deze techniek omlaag gaan, onder meer omdat we de helft minder onderdelen nodig hebben.’ Een ander voordeel zou zijn dat de gondel met rotor slechts 350 ton zou wegen.
Maar Stefan Lammens van de windenergieafdeling van het Belgische Hansen Transmissions gelooft in het gebruik van een versnellingsbak: ‘Het onderhoud is eenvoudig te doen, bovendien ligt het aantal bedrijfsuren met een tandwielkast hoog. Bij een versnellingsbak is ongeveer acht procent van de standstill toe te wijzen aan de tandwielkast. De gehanteerde elektronica bij direct drive systemen daarentegen zorgt voor veel meer problemen.’
Frank Zimmerman van de Duitse windturbinefabrikant REpower benadrukte dat betrouwbaarheid van de offshore installaties van essentieel belang is. Daarmee is volgens hem niet gezegd dat de ene techniek beter is dan de andere; ondanks enkele bedrijven die voor de direct drive techniek hebben gekozen, vertrouwen volgens Zimmermann verreweg de meeste windturbinefabrikanten nog steeds op de tandwielkast.
De trend binnen de offshore wind industrie is ‘groter, dieper en verder’, zo bleek uit het op de conferentie gepresenteerde rapport ‘Wind in our sails’ van EWEA: de huidige generatie offshore windparken bevinden zich op hooguit twintig kilometer afstand van de kust in waterdieptes van twintig meter of minder. Maar een groot aantal van de in aanbouw zijnde windparken zoeken het verderop, tot afstanden van zestig kilometer en waterdieptes tot zestig meter. Er zijn zelfs offshore windparken in de planning die zeedieptes van meer dan zestig meter opzoeken.
In dit laatste geval komen drijvende platforms in aanmerking. Zo vindt op dit moment een proef plaats met de Windfloat, een drijvende constructie met een 2 MW Vestas windturbine, die afgelopen september vijf kilometer voor de noordkust van Portugal is geplaatst. De constructie bestaat uit drie onderling verbonden drijflichamen, die als ballast voor een deel met water gevuld zijn. Als de twaalf maanden durende proef positief uitvalt, zal het platform vanaf 2013 commercieel beschikbaar zijn.