Belanghebbende is medio 2004 geëmigreerd naar Zwitserland. De belastingdienst beschikte over zijn eerste adres in Zwitserland. Bij aangifte over 2004 is een te conserveren inkomen uit aanmerkelijk belang aangegeven. Aan het eerste Zwitserse adres is een aangiftebiljet voor 2006 gezonden, dat kennelijk ontvangen is. In 2007 is belanghebbende binnen Zwitserland verhuisd naar een ander adres. Het is de vraag of belanghebbende zijn nieuwe adres rechtsgeldig heeft gemeld aan de belastingdienst.
Belanghebbende stelt zijn nieuwe adres te hebben ingevuld in de elektronische aangifte IB/PVV 2006, gedaan met een aangifteprogramma van Elsevier, ontvangen op 12 juli 2007. Het in de elektronische aangifte over 2006, volgens belanghebbende, vermelde nieuwe adres is door de belastingdienst echter niet verwerkt. Nadien, met dagtekening 7 december 2007, heeft de Inspecteur, naar hij heeft gesteld, het aanslagbiljet 2004 verzonden, gericht aan het oude Zwitserse adres van belanghebbende, waar hij toen al niet meer woonde. De Zwitserse post heeft het aanslagbiljet 2004, volgens de Inspecteur, als onbestelbaar retour gestuurd aan de belastingdienst, aldaar ontvangen op 2 januari 2008.
Belanghebbende stelt zich daarentegen op het standpunt dat de Inspecteur noch de verzending noch de retourontvangst van het aanslagbiljet 2004 aannemelijk heeft gemaakt. In september 2008 heeft de belastingdienst telefonisch contact opgenomen. Bij brief van 29 september 2008 heeft de Inspecteur aan belanghebbende op diens nieuwe adres een kopie van de aanslag 2004 gezonden, waartegen belanghebbende bezwaar heeft gemaakt bij brief van 30 oktober 2008. De Inspecteur heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding, hetgeen door het Hof in hoger beroep is bevestigd.
In deze conclusie gaat het met name om de vraag of de conserverende aanslag 2004, met dagtekening 7 december 2007, binnen de voor het mogen opleggen van een aanslag geldende driejaarstermijn van artikel 11, lid 3, AWR, door de Inspecteur op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt, ofschoon die aanslag was verzonden aan een adres waar belanghebbende toen al niet meer woonde. Daarbij is van belang of de Inspecteur mag worden geacht kennis te hebben genomen van de adreswijziging die belanghebbende, naar hij stelt, had doorgegeven in zijn elektronisch ingediende aangifte over 2006. Indien moet worden geoordeeld dat belanghebbendes bezwaar tegen de aanslag over 2004 buiten de termijn is ingediend, wordt vervolgens toegekomen aan de vraag of er met betrekking tot het bezwaar tegen de aanslag over 2004 sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.
Het eerste middel klaagt erover dat het Hof geen acht heeft geslagen op het primaire standpunt van belanghebbende, inhoudende dat niet aannemelijk is geworden dat de Inspecteur het aanslagbiljet 2004 rond de datum van dagtekening, 7 december 2007, heeft verzonden. De A-G is het met belanghebbende eens dat het Hof zich daarover ten onrechte niet heeft uitgelaten, zodat het middel slaagt.
Het tweede middel klaagt erover dat 'het Hof zonder rechtsgrond een verplichting heeft aangenomen tot het doorgeven van adreswijzigingen aan de belastingdienst op een door de inspecteur gestelde wijze'. De A-G wijst erop dat het Hof in r.o. 6.3 heeft overwogen dat vanuit de belastingdienst 'op de website wordt meegedeeld dat een adreswijziging uitsluitend kan worden verwerkt indien deze op die wijze wordt doorgegeven'. De A-G heeft geen rechtsgrond aangetroffen die de belastingdienst bevoegd maakt te eisen dat een adreswijzinging uitsluitend aldus kan worden doorgegeven, hetgeen het Hof volgens de A-G heeft miskend. De belastingdienst treft hier echter geen enkel verwijt, omdat het feitelijk niet zo is dat die eis wordt gesteld. De belastingdienst heeft kennelijk aanvaard dat 'ook een aantal commerciële partijen voorziet in aangifteprogramma's voor het doen van de aangifte Inkomstenbelasting'. In casu heeft belanghebbende gebruik gemaakt van een dergelijk commercieel aangifteprogramma. In zijn elektronische aangifte heeft belanghebbende, naar hij stelt maar de belastingdienst bestrijdt, zijn nieuwe Zwitserse adres vermeld. Volgens belanghebbende is na indiening een ontvangstbevestiging ontvangen met vermelding 'Status: Geaccepteerd'. De A-G meent dat het middel slaagt. Na verwijzing zal feitenvaststelling moeten plaatsvinden en zullen nadere afwegingen moeten worden gemaakt.
Het derde middel omvat de klacht dat het Hof ten onrechte geen verschoonbare termijnoverschrijding heeft aangenomen ten aanzien van het bezwaar van belanghebbende. De A-G begint met te zeggen dat nog zal moeten worden vastgesteld of belanghebbende inderdaad zijn nieuwe adres heeft vermeld in de elektronische aangifte over 2006. Als daarvan veronderstellenderwijze wordt uitgegaan en als er vanuit wordt gegaan dat de belastingdienst die adreswijziging niet (elektronisch) heeft kunnen lezen en registeren, dan nog resteert dat belanghebbende door de belastingdienst op het verkeerde been kan zijn gezet door een ontvangstbevestiging met vermelding 'Status: Geaccepteerd'. Het komt de A-G voor dat daarin een verschoonbaarheid zou kunnen zijn gelegen. Vervolgens zou wellicht ontvankelijk kunnen worden verklaard het ruim vier weken na ontvangst van de kopie-aanslag 2004 ingediende bezwaar. De conclusie strekt ertoe dat het beroep in cassatie van belanghebbende gegrond dient te worden verklaard.