Hongarije betoogt dat Slowakije inbreuk heeft gemaakt het recht op vrij verkeer van EU-burgers, zoals dat is geregelgd in artikel 21 EU-Werkingsverdrag en richtlijn 2004/38. Slowakije stelt hier tegenover, gesteund door de Europese Commissie, dat de bilaterale diplomatieke betrekkingen zoals staatsbezoeken, niet binnen de werkingssfeer van het Unierecht vallen.
De Advocaat-Generaal bepaalt allereerst dat er naar zijn mening sprake is van een officieel bezoek van de Hongaarse president, uit hoofde van zijn functie. Vervolgens volgt hij Slowakije en de Commissie in de redenering dat, hoewel het verkeer van personen tussen de EU-lidstaten door het EU-recht geregeld wordt, dit niet het geval is voor bezoeken van staatshoofden. Volgens Bot heeft de EU geen bevoegdheid op dat gebied.
Hij wijst op de bijzondere positie die staatshoofden innemen in het internationale gewoonterecht, ook al is er geen specifieke regeling voor staatsbezoeken. Hij knoopt vervolgens wel aan bij een aantal internationale verdragen, zoals het Verdrag van Wenen inzake het diplomatiek verkeer, om tot de conclusie te komen dat bezoeken van staatshoofden tussen de lidstaten slechts kunnen plaatsvinden met goedvinden van het gastland.
Terzijde merkt de Advocaat-Generaal nog op dat het EU-recht wat hem betreft wel in de weg kan staan aan het verbreken van diplomatieke betrekkingen tussen twee lidstaten voor langere tijd. Dit zou in strijd kunnen komen met de preambule van het EU-Verdrag, waarin staat dat het EU-Verdrag strekt tot een “steeds hechter verbond van de volkeren van Europa”.