De Inspecteur is van oordeel dat deze kosten eerst in 2010 in aanmerking genomen kunnen worden. Het Hof volgt het standpunt van belanghebbende. De omstandigheid dat belanghebbende eerst in 2010 zekerheid heeft verkregen over de omvang van de met die werkzaamheden samenhangende kosten doet er niet aan af dat op 1 januari en 31 december 2007 sprake was van schulden in de zin van artikel 5.3, lid 3, van de Wet IB 2001. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat belanghebbende de facturen in 2010 niet had verwacht. Vóór de desbetreffende facturen heeft belanghebbende voor de werkzaamheden van zijn advocaat voorschotnota's betaald; eigen aan dergelijke nota's is dat op enig moment een definitieve afrekening plaatsvindt.
Bijlage 5 bij de pleitnota die belanghebbende tijdens de zitting van het Hof heeft overgelegd bevat een specificatie van de advocaatkosten. Hieruit volgt dat, rekening houdende met betaalde voorschotnota's, belanghebbende op 1 januari 2007 terzake € 9.578,82 en op 31 december 2007 € 11.561,98 verschuldigd was. De Inspecteur heeft uitdrukkelijk aangegeven deze bedragen te volgen. Voor het jaar 2007 bedraagt de gemiddelde waarde van de verschuldigde advocaatkosten derhalve (afgerond) € 10.571.