Daarbij neemt de Afdeling mede in aanmerking dat de advocaat-generaal bij het Hof, Alber, in zijn conclusie van 26 oktober 2000 in de zaak Rundgren (www.curia.europa.eu), met name de punten 45-47 en 50-52, heeft overwogen dat in de Franse en Engelse vertalingen van de betreffende bepalingen van Verordening 1408/71 het accent ligt op de daadwerkelijke betaling van een pensioen en dat deze lezing steun vindt in de wettelijke definities van de begrippen 'wetgeving' en 'pensioenen en renten' in artikel 1, onder j en onder t, van Verordening 1408/71. De Afdeling wijst er voorts op dat in de overeenkomstige artikelen 23 en 24 van de thans geldende Verordening 883/2004 in dit verband de zinsnede 'degene die een pensioen ontvangt' wordt gebruikt.
Uit het voorgaande volgt dat de Svb bij het besluit van 14 september 2009 van een onjuiste uitleg van de artikelen 27 en 28 van Verordening 1408/71 is uitgegaan door bij dat besluit het recht op een AOW-pensioen bepalend te achten en niet de daadwerkelijke ontvangst van een AOW-pensioen. Dit betekent dat het besluit van 14 september 2009 een deugdelijke motivering ontbeert.